Als jonge medewerker bij de Rijksaccountantsdienst leerde ik collega’s van de FIOD kennen, omdat zij voor een onderzoek hun intrek hadden genomen in ons gebouw. Ik herinner mij stapels dossiers en maandenlange, soms jarenlange, onderzoeken. De afwisseling tussen papierwerk en verhoren was erg belangrijk. Bevindingen uit beide bronnen werden met elkaar vergeleken en de uitkomsten uit die vergelijkingen gaven dan weer aanleiding tot nader en gerichter verhoor.
Toen ik later vakgroepcoördinator controle was, mocht ik aansluiten bij het zogenaamde tripartiete overleg, met OM en FIOD, om te beoordelen welke gemelde zaken werden vervolgd. Uit de reguliere controles kwamen signalen over mogelijke strafbare feiten die werden verzameld en in dit overleg ter selectie werden ingebracht.
Met een collega had ik in mijn tijd bij de Rijksaccountantsdienst een boekenonderzoek bij een aannemersbedrijf gedaan. Keurig bedrijf, uitstekende reputatie in de regio. We vonden de directeur en zijn accountant wel wat gespannen tijdens het inleidend gesprek, maar er lag een goedkeurende verklaring van de accountant en naar diens zeggen waren er geen materiële kwesties die aandacht vroegen. Enkele maanden na ons onderzoek las ik in de krant dat de FIOD met tientallen mensen bij de aannemer was binnengevallen en de complete administratie in beslag had genomen. Later bleek dat de administrateur zich zeer ongemakkelijk had gevoeld bij onze vragen en vooral de geforceerde antwoorden die hij daarop moest geven, waarop hij zich geroepen voelde om strafbare feiten bij het bedrijf te melden aan de FIOD. Er was sprake van zwarte inkomsten waarmee extra’s aan het personeel werden betaald. Niet eens zo spraakmakend, maar de reputatie van de ondernemer was naar de knoppen.
Fraudeur totdat tegendeel bewezen is
Zo uitzonderlijk als fraude toen was, zo vanzelfsprekend is het nu. We noemen ook alles fraude tegenwoordig. De overheid is de burger of het bedrijf steeds meer als fraudeur gaan zien. Ik ben geneigd om te zeggen dat we allemaal fraudeurs zijn, totdat we het tegendeel bewezen hebben. Als ik in contact ben met de belastingdienst merk ik dat aan den lijve. Mijn uitspraken worden als leugens beschouwd totdat ik ze zodanig heb onderbouwd dat geen andere conclusie meer mogelijk is dan dat ik de waarheid vertel. In die houding worden belastingambtenaren, en dat spijt me oprecht om dat zo te moeten zeggen, gesteund door de rechter. In gesprekken met beroepsgenoten stellen we wel vast dat lagere rechters erg meegaan met de inspecteur en dat we blij zijn met het opperste college, de Hoge Raad, die dan corrigerend kan optreden.
Het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fraude sloeg bij mij in als een bom. Pieter Omtzigt zei dat hij het allemaal wel wist, maar bloosde toen hij ermee werd geconfronteerd dat hij aan de wieg van de Fraudewet had gestaan. Hij had bijgedragen aan het vertrek van Frans Weekers als staatssecretaris toen de Bulgarenfraude aan het licht kwam. Weekers kon er niets aan doen, dit had namelijk alles te maken met de vermaledijde Toeslagenwet. De systematische manier waarop overheidsdiensten daarna gingen speuren naar Fraude is in mijn ogen zeer kwalijk voor een westerse democratie.
Maar er zijn kennelijk belangrijker thema’s. Vrij kort nadat commissievoorzitter van Nispen het volk had verteld dat er nog niets is veranderd en het vandaag weer kan gebeuren, werd het stil. Wie zwijgt, stemt toe. Ik leer hieruit dat we niet van plan zijn te luisteren naar de reflectie van de commissie, die zowel de wetgever, de regering, de uitvoerende instanties als de rechterlijke macht in meer of mindere mate schuldig acht. Het systeem is daarmee geaccordeerd en burgers en bedrijven zullen nog in grote getale slachtoffer van deze overheid worden. De nieuw samengestelde kamer bewoog niet, de ellende zal daarom nog minstens 4 jaar voortduren.
0 Reacties