De situatie is als volgt: met ingang van 1 juni 2000 dreef belanghebbende een onderneming onder de handelsnaam C. In 2003 is belanghebbende met een taxibedrijf gestart dat in 2007 beëindigd werd. In de jaren 2007 en 2008 heeft belanghebbende als uitzendkracht als chauffeur gewerkt. In 2011 en 2012 heeft belanghebbende in loondienst gewerkt bij de onderneming waar hij in 2007 en 2008 als uitzendkracht werkzaam was. Vanaf 2013 heeft belanghebbende een bijstandsuitkering en volgt hij een bachelor rechtsgeleerdheid. Belanghebbende is momenteel werkzoekende.
Op 28 maart 2014 wordt onderneming C uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel en wordt er een boekenonderzoek ingesteld om de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2009 tot en met 1 april 2014 te beoordelen. Het onderzoek heeft vooral betrekking op de in aftrek gebrachte voorbelasting.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de belanghebbende voorbelasting tweemaal in aftrek heeft gebracht. Bovendien ontbreken er bescheiden. De inspecteur besluit daarom naheffingsaanslagen op te leggen voor de ten onrechte in aftrek gebrachte btw.
Het Hof Arnhem- Leeuwarden is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op aftrek van de betreffende voorbelasting. Belanghebbende heeft namelijk geen facturen overgelegd waaruit blijkt dat de voorbelasting, die aan hem in rekening is gebracht, overeenkomt met de bedragen die door hem in aftrek zijn gebracht. De voorbelasting die in eerdere jaren reeds in aftrek is gebracht, kan niet nogmaals in aftrek worden gebracht. De naheffingsaanslagen, die zijn opgelegd voor de ten onrechte in aftrek gebrachte voorbelasting, zijn dus terecht opgelegd.
Bron: ECLI:NL:GHARL:2016:6922 (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden September 09, 2016).
0 Reacties