Hof Den Bosch heeft bevestigd dat de Belastingdienst bij het controleren van de juistheid van rittenregistraties gebruik mag maken van informatie die de politie verstrekt op basis van ANPR-technologie. Het hof ziet hierin wel een inbreuk op de privacy, maar deze is gerechtvaardigd.
Een werknemer van een Besloten Vennootschap (BV) beschikte in 2010 en gedurende een deel van 2011 over een auto van de zaak, een Volvo V70. Hij beschikte over een Verklaring geen privégebruik en hield een rittenregistratie bij. De inspecteur vergeleek de gegevens in de rittenregistratie met camerabeelden van het Korps landelijke politiediensten (KLPD). Deze beelden waren gemaakt door middel van de technologie van Automatic Number Plate Recognition (ANPR). Het bleek dat de Volvo diverse malen was gesignaleerd op dagen waarop de werknemer volgens de rittenregistratie niet had gereden. De inspecteur legde de werknemer daarom een naheffingsaanslag loonbelasting op en een vergrijpboete van 100%. Gerechtvaardigde inbreuk op privacy
De werknemer ging in beroep en stelde dat de fiscus met het gebruik van de gegevens van de KLPD zijn privacy had geschonden. Het hof was het daarmee eens, maar deze schending was wel gerechtvaardigd. Door een Verklaring geen privégebruik aan te vragen, raakte elk tegenbewijs van de inspecteur per definitie de privésfeer. Deze schending van de privésfeer was gerechtvaardigd omdat het gebruik van de verklaring geen privégebruik een substantiële lastenverlichting betekende voor de werknemer. De fiscus mocht daarom een efficiënte controlemethode toepassen. Verder concludeerde het hof dat het gebruik van ANPR-gegevens aan strikte regels is gebonden. Het hof oordeelde dat de Belastingdienst al met al voldeed aan het proportionaliteitsbeginsel. De beroepsprocedure leverde de werknemer een verlaging van de vergrijpboete op, maar niet veel meer.
Wet: artikel 13bis, vijftiende lid Wet LB 1964 en artikel 55 AWR Meer informatie: Hof Den Bosch, 27 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1086
0 Reacties