Column door Rob Kusters.
Voor de niet Limburgers: het gaat over het carnavalskostuum. In Brabant hebben ze het goed geregeld, ze trekken elk jaar weer naar de zolder om de boerenkiel uit de stoffige doos van Ikea te halen en ze zijn weer klaar voor het feest. Nee, de Limburger moet elk jaar weer origineel voor de dag komen. De Maastrichtenaren waren de pioniers in Limburg. Al 40 jaar geleden deden ze hun stinkende best om een eigen creatie te verzinnen en te maken. Zo kleurden ze de Maastrichtse straten tot een bonte mengeling van carnavalisten. Nu zie je dat door heel Limburg.
Onze Thijs is 4 en zit op de basisschool. Ze leren de hardcore carnavalsliedjes in de klas en natuurlijk moet hij ook een pekske hebben. De keuze van Thijs was Batman. “Jongen, die is uit de tijd van papa, weet je wel wie Batman is?” Papa vergeet daarbij helemaal de invloed van de iPad. Natuurlijk weet Thijs wie Batman is. Papa probeert het nog eens: “Ik was vroeger indiaan, vind je dat niet leuk?” Helaas, geen positieve respons. Daar gaan we dan maar, op weg naar de Karnavalswierts, een superstore voor carnavalskleding. Ja sorry, in Heerlen, niet verder vertellen. De Batmanpakjes zijn uitverkocht. “Zullen we dan een ander pakje zoeken, Thijs?” “Ja, is goed, papa”. Opnieuw snapt papa niet wat er gebeurt. Thijs wil gewoon een pekske scoren, uiteindelijk komt die Batman wel weer uit de hoge hoed. Lang verhaal kort: papa koopt een FBI-pakje, maar moet later op de dag opnieuw op pad voor het Batmanpakje. Thijs is er blij mee, maar of hij het aantrekt is het volgende vraagstuk.
We zijn ook verhuisd, zonder het in de gaten te hebben. We wonen nu in het Sjravelriek. Elke wijk heeft zijn eigen carnavalsvereniging, zijn eigen prins, prinses en jeugdprins. Maar er is ook een stadsprins, Armand. Die heeft het zo druk dat hij een chauffeur heeft. Die moet basisscholen, bejaardenhuizen en het ziekenhuis bezoeken. En dan moeten de Drie Dagen nog beginnen. Dan trekt hij door de stad, beschermd door de Kachelpiepers, en moet hij heel veel vrouwen kussen. Wat een rotklus.
Ik wil ook elk jaar een nieuw pekske. Het lukt maar niet, ik ben te gierig. Dus dan weer het jasje van vorig jaar aan. De muffe geur ruik ik na drie biertjes niet meer. Dan ben ik ineens minder gierig. Laat de biertjes maar vloeien. Ook wil ik friet met zoervleisj, hiering, zingen, lekker stom doen. Ik heb er zoveel zin in. Wat een primair gedrag zult u denken. Klopt, maar ik doe het maar drie dagen per jaar. Soms nog één dag meer, maar dan is het écht een goed jaar. We zijn er al weken mee bezig. Het kan nauwelijks onbenoemd blijven tijdens onze kantoorlunch. Vicky gaat op pad met een groep en hun pakjes zijn al klaar, partner en zoon van Femke deden mee aan Limburgs Vasteloavendleedsjeskonkoer, de beste vriend van Wouter is stadsprins van Sittard, Nyssa is bij de Raad van Elf in Sibbe. Allemaal jonge mensen, die de traditie weer doorgeven. Logisch dat de Hollanders jaloers zijn.
Carnaval valt dit jaar relatief laat. Dat hangt samen met de stand van de maan. Dat kost ons veel geld, want het Limburgse boekjaar begin na carnaval. Het is heel gebruikelijk dat mensen voornemens plannen na carnaval, de rest van Nederland doet dat na 1 januari. We verliezen dus jaarlijks enkele productieve weken. Maakt niet uit, er blijft nog genoeg welvaart over. En we hebben lol.
Vanaf vrijdag duik ik onder in het carnavalsgeweld. Het begint met de optocht van de school van Thijs. Ik heb beloofd dat ik voor de muziek zorg. We hebben onze eigen hits, die niemand buiten Limburg kent. We zingen ze allemaal mee. Vanaf woensdag ben ik weer in de lucht. Afgeschminkt.
Alaaf en tot aswoensdag.
0 Comments