TEKST DOOR: LISA NELISSEN Op 17 augustus heeft Hof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak omtrent de verplichte verzekering voor de werknemersverzekeringen voor DGA’s. In beginsel zijn werknemers verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
Dat kan anders zijn indien men wordt aangemerkt als DGA. In de onderhavige zaak ging het om vier DGA’s die middels hun persoonlijke holdings bestuurs- en managementtaken verrichtten voor de werkmaatschappij. De DGA’s waren in dienstbetrekking bij hun eigen holdings en de holdings hadden managementovereenkomsten gesloten met de werkmaatschappij. De inspecteur was van mening dat de DGA’s verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen, omdat er sprake zou zijn van een persoonlijke dienstbetrekking met de werkmaatschappij.
Deze stelling van de inspecteur is op de volgende punten gebaseerd:
Het Hof gaat niet mee in de stelling van de inspecteur. Volgens het Hof wordt namelijk uit niets duidelijk dat de DGA’s met de werkmaatschappij een arbeidsovereenkomst hebben gesloten. Het enkele feit dat de DGA’s de ervaring en expertise hebben voor de uitgevoerde werkzaamheden, leidt er nog niet toe dat zij zich persoonlijk hebben verplicht de arbeid te verrichten voor de werkmaatschappij. Daarnaast heeft vervanging, weliswaar tussen de vier DGA’s onderling, plaatsgevonden. Verder wordt gehandeld zoals bij een overeenkomst van opdracht past en niet via het arbeidsrecht. De persoonlijke holdings sturen facturen met btw voor de door hen verrichte managementwerkzaamheden en de managementvergoedingen worden betaald aan de persoonlijke holdings. De persoonlijke holdings betalen vervolgens salaris aan de DGA’s.
Tot slot kan volgens het Hof in deze casus het gezag van de algemene vergadering van aandeelhouders niet op één lijn worden gesteld met het gezag van een werkgever.
De inspecteur is overigens in de veronderstelling dat het leerstuk van fiscaalrechtelijke her kwalificatie ook geldt voor de werknemersverzekeringswetten. Dat houdt in dat volgens de inspecteur sprake zou kunnen zijn van een privaatrechtelijke dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringswetten, terwijl daarvan naar burgerlijk recht geen sprake is. Het Hof gaat hier niet in mee. Het leerstuk van fiscaalrechtelijke her kwalificatie heeft namelijk alleen betrekking op belastingheffing, terwijl het in het onderhavige geval gaat om de toepassing van de werknemersverzekeringswetten.
0 Comments