Een niet-ingezeten belastingplichtige zelfstandige, die maar 60% werkt in Nederland, heeft hier recht op aftrek van hypotheekrente naar verhouding. In het woonland moet dan geen belastbaar inkomen zijn om de aftrek daar geldend te maken.
Een aantal jaar geleden, in 2013, oordeelde Gerechtshof Amsterdam dat het gerechtvaardigd is om onderscheid te maken met aftrek voor de eigen woning tussen een ingezeten belastingplichtige, dus een belastingplichtige die inwonend in Nederland is, en een niet-ingezeten belastingplichtige. Dit werd echter verworpen, wanneer begin dit jaar het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) oordeelde dat werklidstaten in een bepaalde situatie persoonlijke aftrekposten van een niet-ingezetene belastingplichtige zelfstandige naar verhouding moeten toestaan.
Volgens Artikel 49 VWEU mag Nederland namelijk de aftrek voor de eigen woning niet weigeren aan een niet-ingezeten zelfstandige, die 60% van zijn inkomen in Nederland verwerft, terwijl hij in zijn woonland geen inkomen heeft. Op grond hiervan kan de zelfstandige een gelijkwaardig recht op aftrek geldend maken.
Als deze zelfstandige ook in andere werkstaten zelfstandig inkomen ontvangt, waardoor hij daar een overeenkomstig recht op aftrek geldend kan maken, moet Nederland de aftrekpost naar verhouding toekennen. Er bestaat dan recht op aftrek van negatieve inkomsten uit eigen woning naar verhouding van het aandeel van het inkomen dat de zelfstandige in Nederland ontvangt.
Bron: ECLI:NL:HR:2017:848 (Hoge Raad May 11, 2017).
0 Comments