Op 1 juli 2016 heeft staatssecretaris Wiebes zijn uiteindelijke keuze met betrekking tot de oplossingsrichtingen voor pensioen in eigen beheer kenbaar gemaakt. Om tot een besluit te komen, heeft de staatssecretaris overleg gevoerd met diverse partijen, waaronder ook de directeur- grootaandeelhouders zelf. Uit dit overleg is gebleken dat er een breed draagvlak bestaat voor het afschaffen van pensioen in eigen beheer.
De eerste stap zal zijn de commerciële waarde gelijk te stellen aan de fiscale waarde door middel van afstempeling. Dit houdt in dat er over het verschil tussen de commerciële waarde en de fiscale waarde van de pensioenverplichting geen loonbelasting en revisierente verschuldigd is. Na afstempeling kan er worden gekozen voor afkoop of de zogenaamde spaarvariant.
Indien er wordt gekozen voor afkoop wordt een gedeelte van de pensioenverplichting vrijgesteld van loonbelasting. Verder wordt er bij afkoop geen revisierente geheven. De staatssecretaris geeft aan de termijn voor fiscaal gunstige afkoop van het pensioen in eigen beheer te willen verlengen naar drie jaar. Om te stimuleren dat de afschaffing van het pensioen in eigen beheer zo spoedig mogelijk gaat, stelt de staatssecretaris voor een staffel in te voeren. Daarin wordt de korting op de grondslag bij afkoop gedurende drie jaar afgebouwd. Voor het jaar 2017 wordt de korting gesteld op 34,5%. Indien er in het 2017 voor afkoop wordt gekozen, wordt er dus over 34,5% van de waarde van de pensioenverplichting na afstempeling geen loonbelasting geheven. Als er in 2018 voor afkoop wordt gekozen, bedraagt de korting 25%. In 2019 bedraagt de korting nog maar 19,5%.
Indien er wordt gekozen voor de spaarvariant blijft het geld in de onderneming en houdt de directeur- grootaandeelhouder een reservering voor de oude dag. Er kan echter niet meer toegevoegd worden aan de pensioenverplichting. Door middel van de spaarvariant wordt belastingheffing uitgesteld naar de uitkeringsfase van het pensioen.
0 Comments